maandag 4 april 2011

Bedenkingen onder het volk bij een nationale zekerheid in de 19e eeuw.



Het tot stand komen van sociale zekerheid kan niet altijd en overal. Er zijn verschillende voorwaarden om als land in aanmerking te komen voor een sociale zekerheid. Belangrijk is een groeiend sociaal bewustzijn onder het regime en het volk. Het land heeft ook een sterk ontwikkelde geldeconomie en een aanzienlijk deel van de bevolking die werkt nodig heeft, en men moet collectivisering van bezit als bescherming tegen toekomstige tegenslag aanvaarden. Voor dit laatste zijn er vier belangrijke partijen. Dit wordt in het tweede deeltje kort besproken.






  1. Discipline versus zorgeloosheid


Aanvankelijk vroeg de burgerij zich af waarom arbeiders niet gewoon spaarden. Ze waren gekant tegen collectivisering van bezit, en ze zagen als enige oplossing tegen de armoede het opleggen van discipline. Waar gingen de inkomsten van hun loon naartoe? Naar alcohol en tabak? Ook de kerk speelde een rol in het stimuleren van onthouding. Door discipline zou men sparen, en op die manier kon men zich dan behoeden tegen toekomstige financiële tegenslagen. Loonsverhoging bood volgens de burgerij geen oplossing, en dit zou een aanval zijn op de concurrentieposities in de vrije arbeidsmarkt.

Onder de visie en druk van de burgerij ontstonden er vrijwillige fondsen waar arbeiders hun gespaarde centen samenbrachten. Die fondsen hadden naast de discipline twee andere doelstellingen: elkaar ondersteunen en sociale controle uitoefenen op elkaar. Deze fondsen waren echter niet toereikend bij toekomstige financiële tegenslagen. 

Er kwamen geleidelijk aan stemmen op om de overheid te laten interveniëren. De overheid kwam al op verschillende gebieden tussen zoals in de armenzorg en het onderwijs.



  1. Vrijheid versus dwang



Sociale zekerheid, ingesteld door de overheid, betekent de verplichting voor iedereen om de minderheid te ondersteunen. Iedereen die de centen heeft moet dan zijn bijdrage leveren voor mensen die het financieel moeilijk hebben. Het gevaar dat hieraan gekoppeld is, is het profiteren of misbruik maken van deze ‘zekerheid’ door gemakzuchtige mensen.



Er waren vier ‘spelers’ in het verhaal: de kleine burgerij, de industriële ondernemers, de industriearbeiders en het regime/de overheid. Zij streefden alle vier naar een maximum aan invloed en een minimum aan kosten.


  1. De kleine burgerij

Deze groep vormde de rem op de sociale hervorming. De grootste redenen hiertoe zijn van economische aard, en daarnaast is er de bescherming van hun bedreigde levensstijl. Bezit betekende veiligheid.


  1. De werkgevers

Aanvankelijk waren zij tegen sociale hervormingen. Het armoedeprobleem zou zichzelf oplossen, want de industrie zou tot voorspoed leiden voor de arbeiders. Tot dan moest men de discipline aanhouden en blijven sparen.


  1. Arbeiders

Over het algemeen stond men erachter, maar er was toch een grote verdeeldheid onder hen. Onder meer de vakbondsbeweging had verschillende redenen om zich niet achter de ideeën te scharen. De vakbondsverzekering bijvoorbeeld bood een voordeel voor leden t.o.v niet-leden. Het was één van de redenen om bij een vakbond te stappen. Met de invoering van een nationale zekerheid zou dit voordeel wegvallen.


  1. De overheid/ het regime

Er was sprake van een hernieuwd hervormingsactivisme onder de politiek elite. Men was zich bewust van het politieke potentieel van een arbeidersaanhang, maar hiervoor had men de steun nodig van het parlement en de rest van het land. Ze moesten met andere woorden de andere drie spelers aan hun kant krijgen. De overheid startte met het sluiten van coalities met de grote werkgevers, de vakbonden, en de werkgevers en georganiseerde arbeiders.

Belangrijk bij het hele verhaal is de dalende macht van de kleine burgerij ten voordele van een hervormingsgezinde coalitie. Het was de machtsverschuiving tussen die kleine burgerij en de industriële klassen die de grote stuwkracht was achter de opkomst van sociale zekerheid.

zaterdag 5 februari 2011

Pandemieën

1.       Definitie

De term pandemie komt van het Griekse 'pan' en 'demos'. 'Pan' betekent 'alle' en 'demos' betekent 'mensen'. Het gaat hier over een epidemie op wereldschaal. Pandemieën veroorzaken veel ziekte, sterfte en maatschappelijke ontwrichting. Een pandemie kan ernstig of mild zijn, en de zwaarte van de pandemie kan veranderen doorheen zijn bestaan. De meest ernstige grieppandemie van de twintigste eeuw was de Spaanse griep tussen 1918 en 1920. De meest recente pandemie is de Mexicaanse griep (sinds 11 juni 2009)[i].

Een pandemie is niet hetzelfde als een epidemie en een endemie. Een epidemie is een ziekte op grote schaal die toch gebonden is aan een plek en tijd. Vandaag is cholera een mooi voorbeeld. Een pandemie is dan een wereldwijde epidemie. Een voorbeeld hiervan is de pest in de Middeleeuwen. Een endemie ten slotte is een gestabiliseerd virus; het verspreidt zich niet verder maar het krimpt ook niet. Een voorbeeld is de mazelen[ii].

2.       Voorwaarden.

Het WHO (World Health Organisation) is een belangrijk speler als het gaat over de gezondheid van de mensen wereldwijd. Vandaag kan een (potentiële) pandemie zich makkelijker en sneller verspreiden door het wereldwijde transport, de verstedelijking en de overbevolking op verschillende plekken. Er zijn volgens het WHO drie voorwaarden tot een pandemie[iii];

-          Het gaat om een ziekte die NIEUW is voor de bevolking.

-          De ziekte INFECTEERT de mensen en veroorzaakt zware klachten. Kanker is dus geen pandemie omdat je het niet door infecties krijgt.

-          De ziekte SPREIDT zich makkelijk onder de mensen.


Anderen maken gebruik van een andere reeks voorwaarden om van een pandemie te spreken[iv].

-          De pandemie is NIEUW en onbekend.

-          De pandemie is wereldwijd.

-          Ze duurt verschillende weken met een piek.

-          Ze is onvoorspelbaar en kan met pieken en dalen voorkomen.

-          Ze is vooral bedreigend voor reeds verzwakte mensen en voor wie complicaties ontwikkelt.


  1. Preventie

Het is van groot belang om voorbereid te zijn op een pandemie, en er moet zo snel en efficiënt mogelijk op gereageerd worden.

We onderscheiden twee vormen van preventie.

  1. Het continue opsporen van potentieel opkomende pandemieën.

Het WHO heeft een netwerk van meer dan 120 NIC’s (National Influenza Centra). Als men iets ongewoons detecteert trekt men onmiddellijk aan de alarmbel bij de WHO en probeert men het virus zo snel mogelijk te isoleren.

  1. Het investeren in voorbereiding op pandemieën.

Hiervoor zijn er 2 belangrijke redenen.

-          Het draagt bij tot een betere wereldwijde paraatheid.

-          Het biedt een antwoord op rampen en gevaren voor de volksgezondheid.

Ook op bedrijfsniveau werden al plannen gemaakt over de te volgen strategieën bij het losbarsten van een pandemie. Een voorbeeld hiervan vindt je via deze link terug: http://www.mkb.nl/download.php?itemID=444125.


  1. Derde Wereld.

Door gebrek aan medische voorzieningen, medicijnen en een gebrek aan hygiëne, worden mensen in arme landen veel meer en veel zwaarder getroffen door ziekte en dood dan rijkere landen. Men kan zichzelf er amper beschermen tegen virussen en epidemieën. Een pandemie zou een ramp betekenen in die gebieden.


woensdag 2 februari 2011

Bedelende kinderen in Afrika.

Bedelende kinderen in Afrika.

Eerst volgt een korte blik op de bedelaars bij ons in de vroegmoderne tijd. Daarna verschuiven we onze focus in tijd en plaats. We kijken naar bedelen in het continent Afrika. Iets wat bij ons zelden gebruikelijk is vindt massaal plaats in verschillende Afrikaanse landen: bedelende kinderen.


  1. Bedelaars bij ons in de vroegmoderne tijd.


Er was toen sprake van verschillende categorieën armen. Aan het ene uiterste waren er de zwakke, passieve armen. Aan het andere uiterste had je de krachtige, actieve armen die dienden bestreden te worden. Hiertussen had je nog een aantal tussenliggende categorieën[i].


  1. Bedelaars en vagebonden.

“Bedelaar — landlooper — schobbejak — schooier — vagebond. Het eerste woord duidt alleen een persoon aan, die aan de huizen onderstand vraagt; een schooier is een slecht gekleede, zwervende bedelaar, bij wien men geneigdheid om te schooien of te stelen veronderstelt; landlooper en vagebond stellen meer het zwervend leven op den voorgrond, terwijl men bij schobbejak meer denkt aan het slechte karakter van iemand, die tot allerlei kwaad in staat is.”  Uit: het Handwoordenboek van Nederlandse synoniemen (1908).




Dichter Constantijn Huygens:

Een bedelaer[ii], regel 1 tot 5.

Hij is een Aerdsch Planeet; een’ Schildpadd sonder dack,
Hoewel t’huys waer hij gaet; een’ horen-loose Slack,
Die sonder sout versmelt; Mensch, menschelijxt van allen,
Mensch totte menschlickheit van d’ eerste Mensch hervallen,

Vertaling:

Hij is een dwalende ster op aarde, een schildpad zonder schild. Toch is hij thuis, waar hij ook gaat of staat. Hij is een slak zonder huisje, die wegkwijnt als hij geen zout krijgt. Hij is een mens, de meest menselijke nog van ons allemaal, teruggevallen tot de naaktheid van Adam en Eva.





Een vagebond is volgens verschillende woordenboeken een zwerver, een landloper, een boef, gespuis, een schurk, een bedelaar…



Dichter Jan Jacob Slauerhoff:

De vagebond.

Morgenwind wekt mij, blaadrend in de boom
Waaronder ik in droom lag met een vrouw
Zo wulps als lieflijk, maar zelfs in die droom,
Toch zeer kortstondig, bleef ik haar niet trouw.

De kim woei open. Ik was weer verheugd
En wies mijn warm gezicht in morgendauw.
Ik roofde een landmeisje haar melk en deugd
Met volle teugen, en had geen berouw.

Ik leef. Ik vrees alleen dat ’t web van wegen
Dat zich al nauwer om de wereld spant,
Mij niet meer doorlaat naar het ver gelegen,
Steeds wenkend en steeds wijkend wonderland





Op zich heeft het woord vagebond een zeer negatieve connotatie. En toch wordt het woord veel gebruikt voor de naam van een bedrijf, een restaurant, een bed & breakfast, een toneelvereniging, Bistro’s, cafés, reizen, een Disney verhaal…




Vroeger was het compleet anders. Er was een tijd dat er hele zware straffen stonden op bedelaars en vagebonden. Men was er immers van overtuigd dat iedereen die in staat was om te werken ook degelijk moest werken. Een gezonde bedelaar of een vagebond die kon beter werken dan te stelen of te plunderen. Men zag hen als een potentieel gevaar. De vagebonden werden in het zeventiende en achttiende-eeuwse Duitsland gezien als een afzonderlijke sociale laag binnen de bevolking. Ze werden enorm gevreesd door de anderen[iii].





Een vagebond

Houd het goed warm opdat het niet vergaat
Dit kostbaar element: uw haat
Tegen de loense huurknechts van de staat.

Reik nooit uw vrije mannenhand
Aan iemand die vrijwillig in verband
Staat met de militaire stand,

Bespuw de fiscus en verdraag niet langer
't Smoel dertien van de mensenvanger,
Hoon de cipier en help de ketingganger.

Vlucht als hij loert op uw plezier
De wisselaar, de slokop: de bankier,
Het is een schouw en schurftig dier.

Trap de notaris en zijn candidaten
Uw huis uit met hun leugenstaten
Zij zuigen gonzend honing uit úw raten.

Al wie aan privileges hecht,
Wie zich de heer voelt van zijn knecht
Leeft onnatuurlijk en leeft slecht.

Houdt het goed warm opdat het nooit vergaat,
Uw afschuw van bezit en baat:
Een eerlijk man heeft niets dan zijn gelaat.


Jan Greshoff (1888-1971)






  1. de zwakke, passieve armen


Er waren ook armen die lichamelijk niet in staat waren om te werken. Zij moesten dan steunen op de goedheid van anderen. Een manier om anderen te overtuigen was het uitspelen van bovennatuurlijke krachten. Dit bracht vele mensen ertoe om aan die armen aalmoezen te geven. 



  1. Bedelende kinderen in Afrika vandaag.


Er zijn vele plaatsen in de wereld waar kinderen moeten bedelen. We hoeven het zelf niet altijd heel ver te zoeken. Hier focussen we ons op Afrika.

In verschillende landen in Afrika lopen er op vele plaatsen massaal veel kinderen rond op zoek naar geld. Geld voor hun ouders, geld voor de marabout, geld voor zichzelf… Het is een schrijnende vorm van kinderarbeid die verschrikkelijke gevolgen met zich meebrengt. Wij kunnen ons niet voorstellen dat een kind zo’n hard leven moet leiden.







  1. Marabout


Vandaag worden massaal veel kinderen in Afrikaanse landen aangezet of verplicht tot bedelen. Al van een hele jonge leeftijd van vijf of zes jaar worden zij door hun ouders overgeleverd aan een marabout.
Een marabout is een religieus leider. Dikwijls eist hij het constante bedelen van de kinderen om hem te kunnen betalen voor zijn ‘diensten’.







Een marabout of maraboe is volgens het woordenboek een geestelijke. Het zijn moslimgeestelijken die kinderen vanaf een hele jonge leeftijd koranlessen geven. Er zijn echter marabouts die misbruik maken van hun positie. Er moet namelijk betaald worden voor de lessen en het levensonderhoud, en vele kinderen komen uit een arm gezin die dit niet kan financieren. Het gevolg is dat sommige marabouts kinderen dagelijks op straat sturen om geld bijeen te bedelen. 





Niet alle marabouts buiten kinderen uit! Er zijn echter verschillende plaatsen waar dit wel het geval is. Het gaat hier om kinderarbeid en het brengt vele en grote gevolgen met zich mee. Men wordt op straat geconfronteerd met angst, geweld, drugs en seksueel misbruik.



  1. Ouders, anderen of eigen keuze


Het is niet ongewoon dat ouders hun kinderen zelf inzetten om geld bijeen te krijgen. En sommige kinderen beslissen zelf tot het overgaan van bedelen omdat ze er alleen voor staan en geen andere opties meer hebben.


  1. Voorbeeld en aanrader: de film “Beat the drum”.



Een zeer interessante film die het bedelen van straatkinderen in beeld brengt is “Beat the drum”. Een jong kind Musa beslist om op zijn eentje naar de grote stad te gaan om geld te verdienen en zijn nonkel terug te vinden. Hier gaan zijn ogen open over de harde realiteit van het leven in de grote stad. De grote vraag die de jongen zich stelt, is wat iedereen zo ziek maakt. Het gaat hier over aids. Dit is eigenlijk het hoofdthema van de film, maar hiernaast geeft het ook een scherp beeld van het bedelen van de kinderen in de stad.






Kindsoldaten, bedelende kinderen… Het is triestig dat kinderen zo vaak meegesleurd worden in de pijnlijke wereld van volwassenen. 





[i] DE SWAAN, A. (2007). Zorg en de staat. Welzijn, onderwijs en gezondheidszorg in Europa en de Verenigde Staten in de nieuwe tijd. Amsterdam: Bert Bakker.
[ii] HUYGENS, C. (1825). Koren-bloemen. Nederlandsche gedichten. Met ophelderende aanteekeningen van Mr. W. Bilderdijk. Vijfde deel. Aanteekeningen. Leiden. p. 91.
[iii] DE SWAAN, A. (2007). Zorg en de staat. Welzijn, onderwijs en gezondheidszorg in Europa en de Verenigde Staten in de nieuwe tijd. Amsterdam: Bert Bakker.

donderdag 6 januari 2011

Voor velen geen sociale zekerheid.

 Sociale zekerheid

Sociale zekerheid is een vrij recent fenomeen dat er niet altijd is geweest en die op vele plaatsen in de wereld gedeeltelijk of zelfs helemaal niet bestaat. Tijdens de industriële revolutie waren de omstandigheden voor de arbeiders zo verschrikkelijke dat er een vorm van onderlinge solidariteit onder hen groeide.


De sociale kwestie: Tijdens de industrialisatie werden de kiemen gelegd voor wat later de ziekenfondsen en vakbonden zouden worden. Uitbuiting, verpaupering en slechte leefomstandigheden leidde tot het vrijwillig oprichten van kassen voor onderlinge bijstand en verbruikers- en productiecoöperatieven.

Vandaag heeft men het over een ’nieuwe sociale kwestie’. De kansen op de arbeidsmarkt worden meer en meer bepaald door de scholingsgraad. Dit sluit laaggeschoolden meer en meer uit van de arbeidsmarkt.



Dankzij die solidariteit werden vrijwillige hulpkassen in het leven geroepen. Die onderlinge bijstandfondsen waren omwille van verschillende redenen veel beperkter dan de sociale zekerheid die we vandaag kennen. In tegenstelling tot vandaag was er toen een gebrek aan overzicht in risicoverdeling. Men was ook niet vertrouwd met het beheer van grote sommen geld over een lange tijdsspanne, en toen had men nog geen geld om beroepskrachten in dienst te nemen. Vandaag staat het werk van de ambtenaren ook volledig los van vriendschapsrelaties[i].

Welvaartsstaat

België is een welvaartsstaat of een verzorgingsstaat. Een welvaartsstaat beschermt actief de welvaart en indien nodig bouwt ze die uit. De voorwaarde tot het behoud van de welvaart is een voortdurende economische groei en het nastreven van volledige werkgelegenheid.  Om die welvaart te spreiden zijn er verschillende maatregelen waaronder financiële tegemoetkomingen.  Een welvaartstaat werkt ook preventief, is niet autoritair en beslist niet alleen over de staat. Er is sprake van een overlegeconomie waar verschillende partners samen aan tafel zitten om allerhande zaken te bespreken.

Sociale zekerheid is vandaag nog steeds een federale bevoegdheid. De sociale zekerheid wordt gefinancierd door de bijdragen van verzekerden en door algemene middelen. De burgers kunnen aanspraak maken op vervangingsinkomens (bij ziekte, werkloosheid en pensioen) of inkomensaanvullende uitkeringen (zoals kinderbijslag). Als men hier geen recht op heeft kan men nog beroep doen op sociale bijstand[ii].

De sociale zekerheid zoals wij ze kennen is niet iets waar men overal van kan genieten. Men heeft het over een beperkt aantal verzorgingsstaten over de hele wereld, waaronder de VS. Maar in de VS gaat het er heel anders aan toe dan in België. Er kunnen dus onderling grote verschillen zijn. Dit wordt verduidelijkt aan de hand van volgende tabel die een typologie van verzorgingsstaten weergeeft[iii].
 
 


Weg met sociale zekerheid?

Het gebeurt wel eens dat we vloeken bij alle centen die we maandelijks moeten afstaan. Het is dan ook een goede oefening om eens stil te staan bij de voordelen die met die kosten gepaard gaan. Daarom nodig ik iedereen uit om hier nu eens over na te denken. Ik schrijf mijn voorbeelden neer en ik hoop dat iedereen aanvult met eigen ervaringen.

  • Mijn vriend liet enkele maanden geleden een gezwel in zijn arm wegdoen. Het gezwel zat vrij diep en moest chirurgisch verwijderd worden. Zonder verzekering zou de kost 20 keer hoger geweest zijn.
  • Ik ben een jaar en tien maanden geleden het slachtoffer geweest van een misdrijf. Ik werkte toen deeltijds, en hierdoor had ik het recht op een pro deo advocaat. Ik koos zelf mijn advocaat en moest er veel minder voor betalen. Uiteindelijk maakte dit toch niets uit omdat de dader sowieso schuldig verklaard is (hoewel de zaak nog niet afgerond is) en hij hierdoor mijn kosten moet vergoeden.
  • Ik ben 5 maanden werkloos geweest. Ik kreeg maandelijks een vergoeding van rond de 400 euro.

Sociale zekerheid ondersteunt mensen die het nodig hebben en het beschermt ons financieel tegen allerhande risico’s. Je kan jezelf de vraag stellen of die bescherming tegen risico’s niet overdreven is. Aan de andere kant heb je plaatsen waar mensen van geen enkel opvangnet kunnen genieten terwijl ze het broodnodig hebben.




[i] DE SWAAN, A. (2007). Zorg en de staat. Welzijn, onderwijs en gezondheidszorg in Europa en de Verenigde Staten in de nieuwe tijd. Amsterdam: Bert Bakker.
[ii] DE COCK, M., DEKEYSER, K. et al. (2009-2010). Sociale instituties. KATHO – Departement IPSOC.

zondag 26 december 2010

Geen onderwijs voor kindsoldaten.


  1. Onderwijs.
Er zijn vele plaatsen in de wereld waar basisonderwijs voor de hand liggend is. We gaan naar school, we studeren al dan niet verder en proberen onze plek te vinden binnen de arbeidsmarkt. Het onderwijsbeleid vindt in België zowel op centraal als op gedecentraliseerd en lokaal niveau plaats. Onderwijs is niet enkel een recht maar een plicht en het moet toegankelijk zijn voor iedereen in de samenleving. Vandaag zijn er verschillende vormen van onderwijs. Men probeert niemand uit te sluiten. Zo is er ook sprake van buitengewoon onderwijs, een term die niet verwijst naar de kinderen in kwestie, maar wel naar een vorm van onderwijs die buiten het gewone onderwijssysteem valt.

Het is uiteraard niet altijd zo geweest. Enkele eeuwen geleden was onderwijs tegen betaling en dus enkel mogelijk voor de rijkere mensen. Deze vorm van onderwijs was ook sterk gericht op religieuze indoctrinatie. Het was een manier om het geloof te verspreiden onder de mensen. Aanvankelijk wilde men geen onderricht geven aan arme(re) kinderen. Ten eerste was men bang dat het hun geesten zou ‘vertroebelen’ en men hogere aspiraties zou krijgen. Daarnaast vond men het ook overbodig, want boeren moesten werken in plaats van lezen. Tot in de loop van de 19e eeuw was dit ook zo door het grote belang die ging naar afkomst, rijkdom en referenties bij het vinden van een job.
De kerk stond niet negatief tegenover het onderwijs voor iedereen, zolang zij het monopolie behielden en hierbij gesteund werden door de staat. Het gevoerde beleid van de kerk tegenover onderwijs had dus weinig te maken met geloof, maar het had echter alles te maken met het al dan niet kunnen rekenen op steun van de staat.
Door belangrijke bewegingen die hier niet verder worden toegelicht ontwikkelde het onderwijs zich tot een vorm van onderwijs waar de Conventie tijdens de Franse Revolutie al naar streefde: een nieuw stelsel van kostenloze, verplichte en door de staat gefinancierde scholen[i].


  1. Kindsoldaten
Door omstandigheden zoals armoede en oorlogen worden vele kinderen uitgesloten van wat voor ons als basisrecht wordt gezien. In sommige landen worden kinderen verplicht om te vechten voor de belangen van volwassenen. Geen onderwijs voor kindsoldaten…  


  1. Wie, wat en waar?
Een ‘plaag’ die vele landen in Afrika, maar ook in de rest van de wereld aanwezig is, is het rekruteren van kindsoldaten. De algemene definitie[ii] van een kindsoldaat is: ‘elke persoon jonger dan 18 jaar die actief deelneemt aan een politiek, ideologisch of militair gewapend conflict’[iii]. Het concept kindsoldaat is niet van deze eeuw, nog van deze periode in de geschiedenis. Het is iets wat altijd heeft bestaan[iv].
In elk continent zijn er landen waar kinderen meevechten, ofwel met het regeringsleger, ofwel met rebellentroepen, zoals het geval was en is in Angola. Meestal gebeurt dit onder dwang. Dit gebeurt door ontvoering. Ze worden opgewacht aan de schoolpoorten, ofwel worden ze meegenomen uit hun dorp, waarbij de volwassenen soms allemaal vermoord worden. De leeftijd varieert. Meestal zijn het kinderen vanaf 15 jaar, maar in verschillende landen worden vooral kinderen van zeer jonge leeftijd, bijvoorbeeld 5, 7 of 13 jaar, verplicht om mee te gaan. Niet elk kind wordt meteen ingezet om te vechten. Sommigen moeten koken, werken, seksslaaf zijn, ofwel worden ze ingezet als spion. Kinderen zijn namelijk minder verdacht als vijand, en vallen in ieder geval veel minder op. Maar eens ze nodig zijn op het slagveld, worden ze al snel op de frontlinie geplaatst.

Soms worden de kinderen verplicht om drugs te nemen, zodat ze makkelijker meevechten en luisteren. Een jongen uit Sierra Leone vertelde dat zijn arm werd opengesneden en cocaïne in zijn wonde werd gewreven. Als hij weigerde van drugs te nemen, zou hij worden vermoord[v].

Men spreekt van rond de 300 000 kinderen, die op dit moment daadwerkelijk aan rechtstreekse gevechten deelnemen (in meer dan 85 landen), en nog honderdduizenden kinderen die opgeleid worden of 1 van de andere jobs binnen de groep strijders uitvoeren. Wel moet worden gezegd dat deze cijfers dateren van een achttal jaren geleden[vi]. Met het einde van de burgeroorlog in Angola in april 2002, is het aantal daar al geminderd, maar deze praktijk is er zeker nog niet ten einde.
Tussen 1990 en 2000 zijn ongeveer 2 miljoen kinderen omgekomen, en 6 miljoen kinderen gehandicapt geworden. Enkele landen dicht bij huis waar kindsoldaten, of gewezen kindsoldaten, leven zijn; Afghanistan (nog steeds), de Russische federatie, Oezbekistan, Israël, Iran (nog steeds), Noord-Ierland, Verenigd Koninkrijk en Irak (nog steeds).


  1. Waarom kindsoldaten?
Kinderen zijn goedkoop, lenig, gemakkelijk beïnvloedbaar, onopvallend, gemakkelijk bang te maken en zo ook snel gehoorzaam[vii]… Ze komen goed van pas in landen waar er een tekort is aan volwassen militairen, of waar volwassen zelf niet mee willen vechten. Soms worden kinderen door de ouders naar het leger gebracht, omdat ze dan tenminste eten krijgen. Kortom, in landen waar er geen toekomstperspectief is, waar corruptie en/of oorlog de letter is, worden kinderen vaak slachtoffers van de wandaden van volwassen machthebbers of machtseisers.
Het gebeurt ook dat kinderen zelf beslissen om in het leger te stappen. Een van de redenen hebben we al aangekaart, nl. de armtierige omstandigheden zoals honger, geen kans op een baan… Wraak is soms ook een reden. Een kind dat een dierbare heeft verloren aan de vijand is makkelijker kandidaat om mee te strijden[viii].


  1. Internationale acties.
Internationaal heb je het Verdrag Inzake de Rechten van het Kind, een verdrag dat in 1989 door de VN werd opgesteld. Artikel 1 zegt: “Een kind is een menselijk wezen onder de achttien jaar”. Hieruit zouden we afleiden dat een persoon onder de 18 jaar niet gerekruteerd mag worden. Maar het duurde nog jaren vooraleer deze leeftijdsgrens aanvaard werd. Want artikel 38 van datzelfde verdrag zegt: “Kinderen jonger dan vijftien jaar mogen niet in militaire dienst.” Dit betekende dus dat kinderen vanaf 15 jaar in feite wel konden worden ingezet. Vele organisaties schoten in actie om een verandering van het verdrag te verkrijgen. Dit was belangrijk, omdat onderdanen van lidstaten van de VN die zich hier niet aan hielden, dan internationaal berecht konden worden via een internationaal gerechtshof.
In 1992 werd aanvraag gedaan aan het Comité voor de Rechten van het Kind om een ‘aanvullend protocol’ toe te voegen aan het verdrag, om die leeftijd van 15 naar 18 jaar op te trekken. In 1995 werd er door de VN Commissie voor de Rechten van de Mens een werkgroep opgericht ter voorbereiding van dit protocol. In 1998 werd door verschillende internationale niet-gouvernementele organisaties een Internationale Coalitie opgericht[ix].

Met hun standpunt ‘straight 18’ wilden ze de wereld overtuigen van de noodzaak om de minimumleeftijd van legerdienst te verhogen.
Vandaag mag geen enkel kind jonger dan 18 jaar nog onvrijwillig of voor directe deelname aan gewapende conflicten ingezet worden. Voor vrijwillige rekrutering mag elk land, met een minimumleeftijd van 16 jaar, de leeftijd zelf bepalen. Dit protocol werd op 12 februari 2002 van kracht, en vandaag hebben minstens 99 landen dit protocol al ondertekend. Zij moeten ervoor zorgen dat deze regel binnen hun grenzen wordt gerespecteerd. De landen staan onder controle, en kunnen onder internationale druk worden gezet als zij dit niet volgen. Inwoners kunnen verdaagd worden[x].
Ex-kindsoldaten worden door verschillende organisaties geholpen bij hun repatriëring, maar vaak kunnen ze niet bij hun familie terecht. Deze mensen zijn soms vermoord, en het gebeurt dat de kinderen bij de ontvoering gedwongen werden om hun eigen familie te doden. Ook worden de kinderen soms niet meer in hun gemeenschap aanvaard omdat zij in het leger vochten. En andere kinderen willen niet meer naar huis, en haten hun thuis, omdat ze zodanig gehersenspoeld werden.


  1. Getuigenissen.
 “We liepen de school uit, en ineens stonden er soldaten om ons heen. We waren met een groep van 40, 50 jongens en we werden allemaal opgepakt. Het leger wil kinderen rekruteren, omdat ze klein, lenig, gehoorzaam en goedkoop zijn. Soms sturen ouders kinderen, jonger dan 15 jaar, naar het leger, omdat ze op deze manier ervan verzekerd zijn dat ze iedere dag een maaltijd krijgen. Wanneer het leger te veel mannen heeft verloren, haalt het kinderen weg van scholen om zo het tekort aan te vullen. Wanneer je probeert te ontsnappen, je te verzetten of je ziek wordt, word je doodgeschoten. We waren doodsbang. Onze leraren renden angstig weg.”
(Een anonieme jongen uit Angola[xi])

“In Soedan werden we verdeeld onder de mannen en ik werd aan een man gegeven die zojuist zijn vrouw had vermoord. Ik moest voor hem koken, zijn kleren wassen en zijn schoenen poetsen. Ik kreeg geen geweer, maar hielp bij het ontvoeren van de dorpelingen en het stelen van voedsel. Meisjes die weigerden LRA-vrouw te worden, werden als waarschuwing voor onze ogen vermoord.”
(Concy A., een 14-jarig meisje, werd uit het Oegandese Kitgun door de LRA ontvoerd naar Soedan. Het LRA voert al meer dan 10 jaar strijd met het regeringsleger van Oeganda.)

“Het was verschrikkelijk. Ze zetten alle 15- en 16-jarigen in de frontlinie terwijl het leger zich terugtrok. Ik was daar met 40 andere kinderen. Mijn vrienden lagen verspreid over het terrein als stenen. Ik vocht 24 uur aan een stuk.”(ex-kindsoldaat, Ethiopië)

“Kinderen zijn goede vechters, omdat ze jong zijn en omdat ze stoer willen doen. Ze denken dat het allemaal een spel is, dus zijn ze nergens bang voor. Ze zijn erg goed in het verwerven van informatie. Je kunt ze over de vijandige linies sturen zonder dat iemand ze verdenkt, omdat ze zo jong zijn.”
(Legercommandant,  Democratische Republiek Congo)






[i] DE SWAAN, A. (2007). Zorg en de staat. Welzijn, onderwijs en gezondheidszorg in Europa en de Verenigde Staten in de nieuwe tijd. Amsterdam: Bert Bakker.
[iii] Ook de kinderen die in vredestijd gerekruteerd worden.
[iv] In de 18de eeuw werden scheepsjongens tussen de 10 en 15 jaar oud, met hun kleine gestalte ingezet om in de dubbele wand van de schepen te kruipen, om daar met koud water te zorgen voor de afkoeling van de kanonnen.
[vii] SCHMITZ, M., Kindsoldaten: een universeel verschijnsel dat nog uitbreiding neemt. In: Mondiaal Nieuws, 1 sep. 2002.